‘Islamofobie’, een geschiedenis van het woord; n.a.v. van Vijf Mythen over Islamofobie van Martijn de Koning (Antwerpen, 2019)

Leuven a ghost after the book presentation
A street in Leuven on December 3, 2019

De presentatie van een boekje van wetenschapper Martijn de Koning en de status van de universiteit als de oudste van Nederland in zijn vroegere Bourgondische gedaante, waren redenen om de stad Leuven een dagje te bezoeken. Ik trof het, een dunne decemberzon scheen, de grote leeszaal van de bibliotheek was te bezoeken en een verdieping daarboven zelfs een ouderwets leuke tentoonstelling over de romeinse schrijver Ovidius. In de leeszaal trof ik toevallig voor het grijpen een catalogus van de collectie van het Wawel kasteel in Krakau, in welk kasteel de Ottomaanse tenten worden bewaard, die ooit bij Wenen op het slagveld achterbleven. De binnenkanten van die tenten, bewonderen wij nog steeds, als je de foto’s en teksten in dat werk mag geloven1Ik vergat de titel en schrijver van de catalogus te noteren, maar hier wel een link naar de website van kasteel Wawel: ‘About the Museum.’.

Op de tentoonstelling over Ovidius, zonder opsmuk en logo’s van fondsen en sponsers, maar met veel boeken en manuscripten vergezeld van prachtgravures van de Haarlemmer Goltzius, leidde een deskundige gids me rond en herinnerde eraan dat de humanisten in de vroege renaissance ernaar streefden de oudheid ‘ad fundum’ te begrijpen; in zijn basis dus en tot op het bot. Ik tuurde onderwijl in een handschrift van een student die in de dertiende eeuw in Parijs teksten van de Metamorfosen heeft verzameld en dacht aan een salafistische jongeling die me een avond eerder, chattend vanuit Medina, had laten weten een Arabische biografie van de eerste Saoedische koning Abdoel Aziz te willen vertalen in het Nederlands en mij vroeg of de doorsnee NRC lezer daar belangstelling voor zou hebben? Ik wel, maar misschien niet in drie delen.

‘Islamofobie’

Ik heb aarzelingen in het algemeen bij het bakken van woorden. De één kneedt en verwarmt ‘haatbaard’, de ander ‘islamofobie’. Het is net een wapenwedloop. En of die loop te winnen is, ik weet het niet. Hij is misschien an sich een kwaad. Wat deed activistisch gebruik van het begrip ‘anti-semitisme’ ooit tegen werkelijke jodenvervolging? Wat gebeurt er als bladen zoals Trouw en Volkskrant voortdurend schrijven over ‘moslimmeisjes,’ ‘moslimstudenten’ of ‘allochtonenkinderen’2‘CDA-bureau is bang voor tweedeling,’ de Volkskrant, 20 december 2002, online geraadpleegd op 5 december 2019 maar nimmer woorden gebruiken als ‘roomskinderen’ of ‘luthersgrieten’. Martijn de Koning, een geleerde, heeft kennelijk minder aarzelingen, althans over het woord ‘islamofobie,’ anders publiceerde hij niet met de interculturele beweging Kif Kif3Zie hier hun website: Kif Kif. en financieel gesteund door de Vlaamse overheid Vijf Mythen over Islamofobie4Martijn de Koning, Vijf Mythen over Islamofobie (Antwerpen 2019).. Alle vijf de mythen namelijk werden gebruikt om het woord ‘islamofobie’ zijn bestaansrecht te ontnemen. De Koning poogt dus, uit ergernis (dat zei hij bij de presentatie van het boek in Leuven op 2 december) en vast uit wetenschappelijke noodzaak het begrip steviger overeind te zetten door valse mythen door te prikken.

Dat doet hij goed. Ik zal de essentie maar even benoemen:

– islamofobie gaat de religiekritiek voorbij en is gewoon een vorm van racisme
– islamofobie is reëel en veroorzaakt aanslagen en andere dodelijke vergissingen

Waar De Koning minder in slaagt is het ontkrachten van de mythe dat de term islamofobie werd bedacht om kritiek af te weren door heersers die de islam voor het overeind houden van hun eigen gezag claimen. Zijn boekje is niet zo heel dik, in totaal 72 bladzijden op A5 formaat, maar stimuleerde mij tot een kort eigen onderzoek, waarvan hier het resultaat.

In 1877 al sprake van ‘islamophobes’

Het is de eerste mythe in De Koning’s boekje volgens welke het begrip ‘islamofobie’ een uitvinding geweest zou zijn van de Iraanse geestelijk leider ayatollah Khomeini of van de (Saoedisch gestuurde, volgens mij) Organisatie voor Islamitische Samenwerking in een poging kritiek op hun religie af te weren. De Koning toont echter dat het begrip in ieder geval al in 1910 door een Franse wetenschapper werd gebruikt en dat Khomeini toen net wel was geboren, maar wat jong was voor het bedenken van zulk soort woorden en die internationale organisatie in zijn huidige vorm in het geheel nog niet bestond. Hij heeft dus in beginsel gelijk, zij hebben het woord niet als eersten bijeen gescrabbeld. Het woord is echter ouder dan 1910 en werd na lange tijd in onbruik te zijn geraakt wel degelijk door Oosterse heersers in ‘activistische’ ere hersteld.

Online trof ik dat ouder voorkomen van het begrip in The Athenaeum van 13 januari 18775Semitic literature in 1876,’ in The Athenaeum, No. 2568, 13 januari 1877, pp 49-50, geraadpleegd op Google Books op 4 december 2019.. In dit Britse culturele en literaire tijdschrift deed de redactie verslag van alle in 1876 gepubliceerde semitische literatuur en behandelde daarin na het Hebreeuws, het Arabisch. Positief schreef de redactie ondermeer over een pamflet over Arabische figuratieve beeldende kunst en over twee vertalingen in het Frans van ethische en devotionele werken van ene Zamakhschari, een 12e eeuwse islamitische geleerde6Al-Zamakhshari,’ lemma op de Engelse Wikipedia, geraadpleegd op 8 december 2019.. En dan volgt een haast vanzelfsprekende verwijzing naar het bestaan van ‘islamofoben.’ Ik geef de gebuikte zin hier maar in het Engels weer: “From these two books some Islamophobes may, perhaps, acquire a little idea of the moral sense of the professors of this religion.” Kennelijk zijn islamofoben lieden die niet verwachten dat islamitische geleerden iets schoons kunnen voortbrengen. Het pamflet over de beeldende kunst moest intussen die mensen de ogen openen die menen dat de islam immer tot iconoclasme leidt. Ik kom zulke lieden bijna wekelijks in Amsterdam tegen. Het in Parijs in 1876 gedrukte pamflet van M.H. Lavoix, Les Peintres Arabes in een reeks ‘Les Arts Musulmans voor de uitgeverij van de L’École Nationale des Beaux-Arts is zo aardig voor een Saoedisch museumpje als het onze dat ik er hier een link naar geef op een particuliere website: Les Peintres Arabes.

Screenprint van delpher.nl met een deel van het artikel in een Limburgs dagblad waarin Soekarno het begrip ‘islamfobie’ gezegd wordt te hanteren (4 september 1963).

‘Islamfobie,’ Soekarno vond het woord voor Nederland uit in 1963

Deze is wel aardig. Niemand minder dan een voormalig Nederlands onderdaan en eerste president van Indonesië zorgde dat het woord voor het eerst in een Nederlandse krant terecht kwam. Ik zocht in het gedigitaliseerde krantenarchief op de website van Delpher naar een meer specifiek Nederlandse geschiedenis van het begrip ‘islamofobie’ in het publieke, niet academische, domein en vond als eerste voorkomen het woord, geschreven als ‘islamfobie’, in een artikel uit 1963 over Soekarno in een Limburgs dagblad. De schrijver, de Nijmeegse historicus en latere europarlementariër voor het CDA Jean Penders, had als lid van een Nederlandse studentendelegatie de president ten paleize in Djakarta bezocht en Soekarno moet het woord in een toespraak in het Nederlands of het Engels hebben gebruikt. Penders zet het woord als een quote van de president, maar de context is anders dan die welke De Koning zoekt. Soekarno gebruikte het begrip niet om vijandig gedrag van Europeanen te benoemen, maar om seculiere communistische, nationalistische en islamitische Indonesiërs in een nieuwe volksbeweging tot elkaar te brengen7Soekarno gaf Indonesië revolutionaire inspiratie,’ door J.J.M. Penders in Limburghs dagblad, 4 september 1963, geraadpleegd op delpher.nl op 4 december 2019.. Het zijn dus niet slechts blanke Europeanen die een onbezonnen afkeer van de islam kunnen hebben, maar ook seculiere Indonesiërs. Behalve islamofobie moesten Indonesiërs overigens ook hun communismefobie en nationalismefobie overwinnen, volgens de president.

Een Russische geleerde wijdt de inval in Afghanistan aan ‘islamofobie’

Het is in het dagblad Trouw dat het woord na 1963 voor het eerst weer in een Nederlandse krant een plaats krijgt8Gorbatsjow is zijns ondanks moslimleider,’ in Trouw van 7 september 1990, geraadpleegd op delpher op 8 december 2019. In 1990, na de val van het ijzeren gordijn, wijdt een lid van de Sowjet-Academie van Wetenschappen de inval in Afghanistan aan onwetendheid en meent hij dat in het onderwijs en de politiek meer rekening moet worden gehouden met de eigen ‘islamofobie’ van de Russen. “Niet alleen kennen we de basisfeiten over de moslims niet, maar ook is alle informatie over de geschiedenis, traditie en cultuur van de islam tientallen jaren door onze ideologische dogma’s verdraaid.” Met de juiste kennis, zou Afghanistan nooit zijn binnengevallen, aldus Stanislaw Prozorow die hoofd was van de islamitische studiegroep van de academie. Trouw vindt dat kennelijk nieuwswaardig en vier jaar later ook het volgende.

Dan lanceert Jordanië het begrip in 1994 in ruil, lijkt het, voor de bestrijding van anti-semitisme

Wie ‘islamophobia’ online in meer recente (Engelse) berichten zoekt, vindt een toespraak van koning Abdullah van Jordanië tot het Europees parlement, na een herdenking van de slachtoffers van de aanslag op Charlie Hebdo, met een oproep aan Europa om islamofobie te bestrijden9Jordan’s King Abdullah urges EU to fight ‘Islamophobia’, op de website van Reuters, 10 maart 2015, geraadpleegd op 8 december 2019. Voor Jordanië was dat geen nieuw politiek streven. Trouw rapporteert over dit activistisch gebruik van de term in 1994 in een verslag van een toespraak van de Jordaanse kroonprins Hassan, een in Nederland geziene gast, tot 300 Joods-Amerikaanse ondernemers die Jordanië bezochten na de opening van de Jordaans-Israëlische grens. De prins vertelt zijn ontbijtgasten dat hij mede-oprichter was van een interparlementaire commissie tegen antisemitisme en vraagt zijn toehoorders gezamenlijk in actie te komen in ‘de strijd tegen de islamofobie’ die in het westen wijd verspreid zou zijn10‘Ontbijt met de kroonprins’, in Trouw van 17 augustus 1994, geraadpleegd 8 december 2019. De islamofobie tenminste. Een week later overigens kwam men in Trouw het begrip ‘islamofobie’ weer tegen in een ingezonden brief van een Zoetermeerse imam als iets waar hij al jarenlang tegen strijdt11‘Imam (3)’, ingezonden brief van Ahmed K. El Helou in Trouw van 24 augustus 1994, geraadpleegd op 8 december 2019. Een brief overigens die kennelijk reageert op kritiek op een interview met hem in Trouw waarin hij al sprak van ‘islam-fobie’ en overigens tegelijk het afhakken van handen van dieven aanbeval voor Nederland onder verwijzing naar de diefstal veilige situatie in Saoedi- Arabië. Het is geen makkelijke opdracht, angst als vrede adverteren en tegelijk de mens zijn angst verwijten12‘Imam El Helou: De islam kan Nederland verrijken,’ in Trouw, 12 augustus 1994, geraadpleegd op 9 december 2019.

Martijn de Koning, Vijf Mythen over Islamofobie (Antwerpen 2019) na de boekpresentatie in Leuven op 2 december 2019.

Na 11 september 2001 pas vaker

Het gedigitaliseerde krantenarchief van Delpher zelf stopt bij 1995. Wel zijn op de website de externe kranten van Krantenbank Zeeland te raadplegen, waarin het woord islamofobie na de aanslagen van 2001 in de Verenigde Staten negentien maal voorkomt in de periode 2000-2009 en zes-en-twintig keer in 2010-2019. Het jaar dat opvalt is vooral 2006 omdat de Provinciale Zeeuwse Courant en andere regionale kranten in dat jaar een groot onderzoek hebben gedaan naar ‘racisme, vreemdelingenhaat en islamofobie’13‘Het is een vreemdeling zeker’, Provinciale Zeeuwse Courant van 3 juni 2006, geraadpleegd op Krantenbank Zeeland op 8 december 2019. ‘De helft van de Nederlanders heeft een afkeer van moslims,’ bleek toen uit een onderzoek van Motivaction voor de krant. Ik vraag me eigenlijk af hoe je zoiets vaststelt en wat het precies betekent, maar om dat uit te zoeken was dit verslagje niet bedoeld. De term islamofobie doet vervolgens weer opgang in 2015 als de gemeente Amsterdam ‘islamofobie’ aan de hand van incidenten gaat registreren14‘Amsterdam. Registratie van islamofobie,’ in de Provinciale Zeeuwse Courant van 28 augustus 2015, geraadpleegd op 9 december 2019. Ook verkiezingsjaar 2017 valt op. Dan verschijnt het woord ‘islamofobie’ in een compliment aan SGP lijsttrekker Kees van der Staaij die daarop handig in zou spelen15‘SGP biedt stevig houvast’, in Provinciale Zeeuwse Courant, 3 maart 2017, geraadpleegd op 9 december 2019. Ook in 2017 is er een artikel over gedoe in verband met een ‘boerkini,’ naar buiten gebracht door ‘CCIF, een Franse organisatie die islamofobie bestrijdt’16‘Zwemster in boerkini krijgt ‘rekening’ van 490 euro,’ in Provinciale Zeeuwse Courant, 8 augustus 2017, geraadpleegd op Krantenbank Zeeland op 9 december 2019. En last but not least, doet Wierd Duk, een domineestelg uit het Walcherse Domburg, een duit in het zakje. ‘Is er te weinig aandacht voor ‘islamofobie’? vraagt hij zich af in een gebalanceerd stukje waarin zowel woorden als werkelijkheid werden ontleed17Over islamofobie. ‘Komt het door mijn hoofddoek?’ in Provinciaal Zeeuwse Courant, 29 april 2017, geraadpleegd op Krantenbank Zeeland op 9 december 2019.

Saoedisch, ‘Habsburgs’ en Joods verbond tegen religiekritiek

In het aan de macht van de paus ontworstelde republiekje dat sinds 1815 als koninkrijk poseert om de revolutiefobie van edelen en heren uit de weg te gaan, kijkt men hopelijk wat aarzelend aan tegen het overigens welgemeende initiatief van wijlen de Saoedische koning Abdullah om samen met beide voormalige Habsburgse landen Oostenrijk en Spanje in Wenen een instituut voor religieuze verzoening overeind te houden dat tegelijk zich inspant om religiekritiek in de zin van belediging van ‘heilige’ heren of zaken tegen te gaan. Abdullah meende het allemaal overigens oprecht, hoewel de instelling ook gewoon een publiciteitscircus was na de aanslagen van 9/11. Ik zag echter ooit een video waarin hij zich zo opwond over ‘atheïsten’ dat het moet zijn dat hij dit woord anders verstond dan Nederlanders dat doen, meer in de betekenis misschien van het woord ‘goddelozen’. Of ‘wetsverachters’. Het King Abdullah International Centre for Interreligious and Intercultural Dialogue (KAICCIID) liet dit jaar nog islamitische en joodse leiders de handen ineenslaan voor het doen van een oproep om Europa vrij te maken van ‘Islamophobia en Antisemtism’ door ‘hate speech’ tegen te gaan18Muslim, Jewish leaders ask European Institutions to Protect religious expression and counter hate speech’, op de website van KAICIID, 18 september 2019, geraadpleegd op 9 december 2019.

De Koning (Martijn, de geleerde, niet Abdullah) moge dan gelijk hebben dat het een mythe is dat Khomeiny of de Organisatie voor Islamitische Samenwerking de term ‘islamofobie’ heeft uitgevonden, althans daar blijkt in Nederlandse publicaties in het geheel niets van, maar dat buitenlandse despoten, die thuis wat huiswerk te doen hebben, het begrip in Europa pushen, mag best worden waargenomen en vastgesteld, zonder aan de bestaande werkelijkheid van islamofobie voorbij te gaan.

Amsterdam, 9 december 2019
A.H.

Sharjah Art Museum, 20 Years of Arts & Culture (2018)

Book celebrating the 20th anniversary (1997-2017) of the Sharjah Art Museum (2018). Here the English front cover of the book, which has on the reverse side an Arabic cover.

Some words deserve to be chiseled in stone and I think that these lines written by the Sharjah Art Museum’s curator Alya Al Mulla about her institution qualify well:

It is important to have such a facility in any society, where ideas and perspectives can be exchanged in a healthy discourse. Not everyone has to agree on a certain piece of art, or necessary like it for it to work, but anything that makes people think and change perceptions or ask questions, eventually achieves and adheres to our mission.

They were printed on page 19 of a book published to celebrate the first 20 years (1997-2017) of the art museum in the Emirate of Sharjah: Sharjah Art Museum, 20 Years of Arts & Culture. I picked up two copies of the book for our library at its launch on the 22nd of March of this year during a visit to Art Dubai, escaping for a moment from the hands of gallerists. Curious also about what I could learn from an institution only ten years senior to the smaller one I have been forging in Amsterdam. Perhaps other words, now from the Sharjah Museum’s director were of use to me: “In the midst of our systematic and continued work, we celebrate the 20th anniversary (…).” Words of steady and anchored progress that may comfort art fair visitors.

Book and contributors

The hard cover publication does not demand hours of reading and primarily shares with us a timeline of all events and exhibitions at the museum and chronologically arranged pictures of them. The book can be opened from both sides with either a left-to-right reading English text or a right-to-left reading Arabic version. Contributors of the book are clear in what they have to say. They are Manal Ataya, the Director-General of the Sharjah Museums Authority, the publisher, with a foreword, the Chairman of the Department of Culture, Abdullah Al Owais, with ‘Twenty Years of Merit and Integration’ and the museum’s curator Alya Al Mulla with ‘Sharjah Art Museum; A Jewel in the Heart of Sharjah.’ About the museum’s building we are enlightened by Peter Jackson and Brian Johnson, who were both involved in designing and realising the museum in the late 1990s. I should give them this compliment: I visited the museum twice and thought of it as just any institution in Paris, Madrid or London and didn’t attach any specific period or age to it. And thought it had a great facade for the usual banners, not minding these windtowers, I knew nothing about then. In their writings one thing all contributors do the same, dutifully but genuinely, and that is acknowledge the ruler of the emirate, who I browsed online and encountered in an altogether different position of sovereignity: as king of the barbeque. As in that barbeque however, he seems not just to be the ruler, but an active and learned participant.

Book presentation of ‘Sharjah Art Museum 20 Years Arts & Culture on 22 March 2018 in Dubai by director Manal Ataya and curator Alya Al Mulla.


Timeline and the museum’s returning events

The books main feature is a 24 pages long timeline of the 20 years celebrated that allows a quick and easy way to learn about the museum’s choices. Browsing through it one notices a number of returning events in which the museum collaborates with other organizations in Sharjah and I list them here to give an idea what the museum does besides their own exhibition and conservation work:

Every year:
– The exhibition of the Emirates Fine Arts Society
– The Islamic Arts Festival (with the Department of the Arts)
Every two years:
– The Sharjah Biennial
– The Sharjah’s Children’s Biennial
– The Sharjah’s Calligraphy Biennial
Every so many years:
– Opus (numbered I, II, III, V) exhibitions dedicated to the professors and faculty of the American University of Sharjah’s College of Architecture and Design

Apart from those collaborative events there is a permanent flow of local and international exhibitions among them two Dutch ones about the Golden Age of painting (Rembrandt’s time) and the 1950’s free painting movement named after Copenhagen, Brussels and Amsterdam: CoBrA. However, the exhibitions among the many I would have liked to have seen most are a Saudi Cultural Week in 1999, of which no images struggled their way into the book, and an exhibition of printmaking from both India and Pakistan in 2014.

Permanent collection and its exhibition

Speaking at the launch of the book the museum’s director and curator attached importance to its website and making the permanent collection accessible online. In the book you will find the opening around 2015 of the permanent collection exhibition ‘Modern and Contemporary Arab Art’ not mentioned in the timeline, but pictured on pages 312-314. Images of specific artworks in the museum’s collection appear also at the beginning of each of the 20 yearly chapters with photographs of exhibition openings, wich make up the bulk of the book (pages 52-349). It starts from the English side quite appropriately, to balance the famous blind singers and imams, with Man without a Tongue (1999) by Ahmad Nawash. In total around 20 works from the Sharjah Art Museum Collection are illustrated. I tried to find links to the works on the museum’s website, which is part of the website of the Sharjah Museums Authority’s site, but the ‘collection search’ function failed today. I link the page here for future exploration: Sharjah Art Museum Website.

Exhibition openings photographs

As said, the bulk of the publication exists of the many illustrations, nearly all photo’s, of the exhibitions that took place in 20 years and mainly from their openings. When I looked through them I was at first actually annoyed by the many officials featuring in the pictures. I have nothing against my own king’s ambassador to the U.A.E. or the CoBrA museum’s director (no identities are attached to the officials in the photograhs, one needs to guess or ignore them), but I would usually much prefer seeing an artwork in an art museum’s book than officials. It reminded me of the picture reports of weddings in Jeddah, that usually feature the bride’s brothers and her uncles, but not the lady herself. On second inspection I changed my mind. Many of the photo’s are carefully chosen and show the interaction of the offcials and the artworks, sometimes very tale-telling or suggesting and with a good sense of rhyme and humor. Bravo actually for the selection. Have a look at the boy on page 221, whenever you get hold of the book, or at a meeting of the emir himself, a Warhol painting and a lady (page 102).

I thought the book useful and look forward to the future of the museum’s systematic and continuous work. It left me with the question, which museum around the globe is now or will become in the future the main and inclusive reference institution for ‘Arab art,’ which is something this museum does not collect or research, but relates to nevertheless.

 

Cities of Conviction (2017). Exhibition catalogue.

Cities of Conviction (2017). An exhibition catalogue of ‘Saudi contemporary art’ in Salt Lake City’s Utah Museum of Contemporary Art.

The title and theme were intended to connect Islam’s holy cities Mecca and Medina with Salt Lake City in the United States, which hosts the headquarters of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints or Mormon Church. Mormons, not unlike some Muslims worried about contemporary culture, wish to return to the original practice of their religion, so the idea of this confrontation of the arts must have been that they would politely find each other. Cities of Conviction is the most charming book so far that has followed from a ‘struggling for some freedom’ exhibition in London in 2008, branded ‘Edge of Arabia’ by its British and Saudi Arabian initiators. In Utah in 2017 the organisation had transformed into something named Cultrunners and was helped and financed by the public relations budget of the Saudi Arabian state oil company Aramco, dressing itself as the King Abdulaziz Centre for World Culture and branded ‘Ithra’ – who knows what that means? It’s a bit like a Russian doll this exhibition structure and married for the event in Salt Lake City with the Utah Museum of Contemporary Art, a more easily to understand institution. The exhibition was just one of several by a group of artists from Saudi Arabia touring as a caravan the United States with the stated purpose “to generate people-to-people dialogue and better understanding between the two nations.” In plainer language, it was a public relations effort for Saudi Arabia and, this is the paradox, at the same time valuable support for the artists for who a bit of applause in the U.S.A. may bolster space for free expression in Saudi Arabia. At least, that is what one hopes for and has actually been happening. Strange only was that the tour was initially timed to coincide with the presidential election campaigns, perhaps not favouring Trump at all, but one might not expect Saudi Arabians to embark on such an intervention in foreign elections.

Publication design – Brian Maya

The Cities of Conviction book aknowledges graphic designer Brian Maya, who says about himself on linkedin that he “oversees all in-house design and production operations” at the Utah Museum. I kind of like most things about the book, its slightly taller than A5 format, its not too non-glossy non-glossyness, its white and black combinations and best of all its cover with Rashed Al Shashai Heaven’s Door (2014) which artwork I had seen earlier in Jeddah at the top of public stairs in an apartment block in central Jeddah with one of the collectors turned gallerists, who supported the exhibition in Utah. On the back of the cover calligraphy by Moath Alofi – presumably the title in Arabic – completes the design.

UMOCA – A fearless voice

The Utah Museum of Contemporary Art (UMOCA) introduces itself as having existed since 1931 and being “a fearless voice for innovation, experimentation and dialogue surrounding the topics of our time.” Was there danger in this exhibition and for whom, I wonder, if they speak about fear?

The curator – Jared Steffensen

In his curatorial statement Steffensen connects both the cities Mecca and Medina to Salt Lake City on several points that Saudi Arabia and Utah share. He chooses to see both regions anchored to a specific religion and points out that Mormons have a twice-annual pilgrimage of the faithful to the General Conference at Temple Square, the spiritual center of the Mormon faith. Both countries Steffensen sees as having arisen from the desert and to enjoy a natural resources driven economy – let him perhaps not stress this point in the Hejaz or Asir provinces of Saudi Arabia, where the landscape is different and the revenue from the oil trickles down at a different pace and volume. Pleasing to the ears of some will be that both Utah and Saudi Arabia are said to have “a youth culture pushing the bounderes of their society through relentless individual expression, while maintaining a sense of community.” Surely maintaining a sense of community is on the curatorial wishlist, but what about ISIS, tribalism and rollercoaster nationalism?
Another thing Steffenson does not inform us about, is whether he travelled to or researched Saudi Arabia himself or simply received Cultrunners in curious gratitude, never wondering which laws or permissions of Saudi Arabian authorities allowed the artists to present their work in Salt Lake City. It is my experience with both Saudi Arabian students and the Aramco company in The Netherlands, that they all need specific permission from authorities in Riyadh to go around showing art. Apparently such issues did not present themselves to or bother the curator or director Kristian Anderson of the museum, who remains silent in the publication.

The artists and artwork descriptions

The book has 74 pages containing 37 images and 19 artist biographies and slightly longer descriptions of the artworks than some exhibition books. About Rashed Al Shashai’s Heaven’ Door on the cover of the publication and pictured in this report it reads on page 61 that “these arched stained glass windows are in fact made from kitchenware – plastic colanders and baskets.” The artist sees and illustrates the veneration of God as something to take place in everyday life and not through extravagant public acts that lack sincerity or substance.” Clean you heart and vegetables perhaps before you visit ambitious temples or exhibitions. I enjoy this work and may one day acquire something similar for Greenbox Museum’s collection, which already includes two other, rougher works by the artist acquired in Jeddah in 2013 at a breathtakingly permissive exhibition at Hafez Gallery, where authorities in Riyadh allowed the artist to discuss the seizure of the Grand Mosque in Mecca in 1979, ISIS, the Sunni-Shiite animosity and the relevance of a religious learning overdose in the contemporary world.

Road to Makkah
“…perhaps included by Gharem as a subtle critique of the practice of exclusivity”
On page 22 and 23 an old friend of mine, in the collection of Greenbox Museum since 2008: Abdulnasser Gharem’s Al Siraat (The Path) performance video – here mistakenly dated to 2012 – which receives from Steffensen the purely individual interpretation, the safest one, ignoring religious and political connotations that the work definitely had. But then, a little more in line with the ‘fearless’ character which the Utah Museum claims for itself, de text on page 22 also describes Road to Makkah in which work the artist has used stamps to reproduce the road sign forbidding non-Muslims entering the city of Mecca, while embedding with the letters of these stamps a variety of small quotes about the city, which, proposes the book, were “perhaps included by Gharem as a subtle critique of the practice of exclusivity.”
So wow! Somebody actually read the quotes and says it, Gharem puts the exclusivity of entering Mecca for Muslims up for discussion. Both the British Museum and the Dutch Rijksmuseum Volkenkunde didn’t pay any attention to the possibility given here by the artist for some discussion about the issue of forbidding cities for even the most genuine students of their religion. Both European museums exhibited a version of Road to Makkah made in 2011. The version shown in Utah was from 2014 and with slightly different texts, but the overall intention was no different.

The back or Arabic front of the Cities of Conviction Exhibition catalogue (2017). Calligraphy by Moath Alofi.

Abu Dhabi Art 2018 – Brieven

Video and sculptuur om het geluid van de woestijn vast te leggen op de tentoonstelling ‘Letters’ (Brieven) op Abu Dhabi Art 2018.

Abu Dhabi Art is die andere kunstbeurs in de regio waar Art Dubai in het buuremiraat de trend zette. Ik was er niet eerder en eigenlijk ook niet van plan te gaan – ik koop liever aan in Saoedi-Arabië zelf – maar kreeg bij de opening van het Jameel Arts Centre de suggestie en de uitnodiging om op 13 November naar de voorbezichtiging te komen. Vol was het niet in het ruime Manarat Al Saadiyat complex dat uit vier grote hallen bestaat en waar ik enige jaren geleden een tentoonstelling van Emiraatse kunstenaars bewonderde. Het Louvre is er vlakbij en overigens ook een dependence van de Engelse kostschool Cranleigh School, waar een menigte kinderen van Nederlandse expats naar school ging. Galeries en daarbij ook twee uit Jeddah komen hier vermoedelijk omdat er meer geld uit olie binnenkomt in Abu Dhabi dan in Dubai, maar erg vol is het er niet tijdens de voorbeschouwing.

Tentoonstelling ‘Brieven’ (Letters)

Drie zalen zijn er gevuld met de presentaties van galeries, maar in de achterste zaal is er een niet onmiddellijk commerciële tentoonstelling van werk van zowel Saoedische als Emiraatse kunstenaars, die zich thematisch aansluit bij het boek Letters to a Young Muslim (Brieven aan een jonge moslim), dat de Emiraatse intellectueel en diplomaat Omar Saif Ghobash schreef voor zijn oudste zoon om hem de positie van een moslim in de 21ste eeuw te duiden. In het Nederlands werd het nog niet vertaald, maar mij bereikte wel al eens het verzoek of ik niet wist waar je in Nederland een tentoonstelling rond het boek van deze liberale denker zou kunnen organiseren. De werken van de Saoedische kunstenaars ken ik meest wel, maar werd getroffen door de grotere omvang en volwassen afgewerkte toestand van nieuw werk van Abdullah Al-Othman, die met microfoons in de woestijn de vermeende stilte daar opnam en vervolgens als in ouder werk, dat poëzie en discussies vastlegde, de decibel golf in een sculptuur vereeuwigde. Dat het niet alleen over de woestijn gaat, maar ook om de stemmen van mensen die onder druk van de gevolgen van verkeerd spreken lijken te zwijgen, veronderstel ik maar in lijn van wat ik van de kunstenaar weet. Ik kocht op afstand in Riyadh zijn The Question(s) dat over het bestaan van Allah handelt. Stilte bestaat zelfs in de woestijn niet en laat zich daarom ook niet bloedig of anders afdwingen.

Hafez Galerie op Abu Dhabi Art 2018 met het kleurrijke Signs on Heaven’s Path 8 van Rashed Al-Shashai

Aankopen

Bij de twee Saoedische galeries vind ik werk van kunstenaars die ik al langer ken en van wie werk zich in de verzameling van Greenbox Museum bevindt. Dat zijn Nasser Al-Salem en Rashed Al-Shashai. Vooral het grote Signs in Heaven’s Path 8 (2018) van Al-Shashai verwacht ik zeer gelukkig mee te zijn. Het werk verwijst naar een achthoekige raam in de grote moskee in Mekka, waardoor de grootvader van Al-Shashai in 1979 ontsnapte aan fanatici die de moskee bezetten. Om werkelijk echter te ontsnappen van deze aarde moet men zich volgens de kunstenaar reinigen, waarvoor hij in het raam, alsof het een Rooms kerkraam is, geen afbeeldingen van heiligen, maar vele gekleurde plastic keukenvergietjes heeft gemonteerd, die even zo kleurrijk en suggestief zijn.

Moallaqat (2014). A 21,39 Exhibition catalogue.

Moallaqat Jeddah
Moallaqat Exhibition Publication (2014)

Adding this to the library today. A large folio publication for the central exhibition of the 21,39 Jeddah Arts Fair in 2014. With an introduction by Aya Alireza about the title and theme of the exhibition of Moallaqat, a term said to denote ‘suspension’ and used in reference to seven ‘hanging poems,’ which in pre-Islamic times may have been written in gold on Coptic linen and hung from the Kaaba in Mecca. Legend and science here seem not yet to have been fully disentangled. The publication has a short foreword by princess Jawaher bint Majed bin Abdulaziz, who chairs the organizing informal Saudi Arts Council, while Aya Alireza and Raneem Farsi curated the exhibition under the vision of Hamza Serafi, one of the two owners of Athr Gallery. It contains 32 excellent and large pictures and short biographies of the 20 artists participating in a total of 81 pages. Artists and artworks mentioned are listed below.

List of the artists and artworks in the publication

Ibrahim Abumsmar with Al-Qeblah (2013)
Shadia Alem with Sand Flower (2014) and My iCloud Heritage (2014)
Manal Aldowayan with The Tree of Guardians (2014)
Musaed Al-Hulis with Holy-Wood (2014)
Mahdi Al-Jeraibi with They were all here… (2000)
Nasser Al-Salem with An Adornment of Stars (2014) and
Indeed, All Things We Created With Predestination (2014)
Dania Al-Saleh with Ahwak (I adore you) (2014)
Jowhara Al-Saud with Negative 3 (2012) (Knot series)
Raeda Ashour with twice untitled (2009)
Abdulaziz Ashour with untitled (2013)
Dana Awartani with Orientalism (2010)
Taghgreed Al-Baghshi with I Waited For You, But You Did Not Come (2013)
Ayman Yossri Daydban with Close Ties (1998)
Dr. Effat Fadaag with Bequests (2014)
Mohammed Al-Khatib with Al-Jokhdar Entrance (2013)
Maha Malluh with Food for Thought ‘Moallaqat’ (2014)
Ahmed Mater with The Empty Land (2012)
Faisal Samra with Other Body No. 1 & 4 (1998)
Ghana Al-Rabea with Contemporary Jahiliyya (2013)
Saddek Wasil with Abjadi Letters (2014)

It may be noted that the older works by Daydban, Samra and Al-Jeraibi were on loan from the Almansouria Foundation. Most other works were by courtesy of the artist or of the artist and Athr Gallery. The publication is well designed and printed, but unfortunately it doesn’t mention where and by whom.

In her introduction Aya Alireza mentions four sources for the theme of Moallaqat and I repeat them here as she did.

W.A. Clauston, Arabian Poetry
A.J. Arberry: The Seven Odes: The First Chapter in Arabic Literature
Charles Lyall. An Introduction to Ancient Arabic Poetry
Reynolds A. Nicholson, A Literary History of the Arabs.

Een Saoedisch feestje in Dubai

Het nieuwe Jameel Arts Centre, een kunsthal en museum, tijdens de opening in Dubai op 10 november 2018.

‘Iedereen is er,’ zei een verzamelaar uit Jeddah me toen ik naar een kunstenaar informeerde. Hij bedoelde kunstenaars en galeriehouders uit Riad en Jeddah, van wie het werk een bereik tot buiten de grenzen van Saoedi-Arabië heeft. Helemaal waar was dat niet. Ik miste uit Riad de Gharem boers, die zelf een tentoonstelling hadden in het Sharjah Art Museum, en een galeriehouder en kunstenaar uit Jeddah, ooit werkende onder de naam Arabian Wings, die met onbetaalde rekeningen verdween naar The Bronx in New York. Van hem trof ik in de bibliotheek wel twee exemplaren van een publicatie met de ondertitel Saudi True Contemporary Art, die ik niet eerder was tegengekomen, terwijl ook de Nederlanders Hafid Bouazza en Abdelkader Benali uit de boekenkast kwamen rollen met stukken in een nummer van Banipal 35, een Engelstalig tijdschrift voor Moderne Arabische Literatuur.

In Maha Malluh’s Artists’s Room bij de opening van het Jameel Arts Centre op 10 november 2018.

Art Jameel

De opening in de eigen regio van het Jameel Centrum voor de Kunsten was een – ook in de toekomst – te gedenken gebeurtenis. Tot nu toe sponsorde het door de Saoedische Toyota importeur Jameel ingestelde vermogensfonds, de in Jeddah geregistreerde Community Jameel Foundation, als ‘Art Jameel‘ vooral tentoonstellingen in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Aanvankelijk alleen die van ‘Islamitische kunst,’ een wat moeilijk te formuleren verzamelgebied dat het bij musea goed doet om prinsen en instellingen uit de Golfstaten de portemonnée te laten trekken. De Jameel familie echter, onder invloed van een jongere generatie, sprong vanaf 2009 ook financieel bij toen eigentijdse kunstenaars uit Saoedi-Arabië botsten met de controle behoefte van het dubbele Saoedische establishment van staat en religie. Dat deed zij vooral door hulp aan de reizende tentoonstellingen van Edge of Arabia, een Brits-Saoedisch initiatief om een culturele elite te helpen vormen vanuit juist die gebieden in Saoedi-Arabië waar veel van de plegers van de aanslagen op 11 september 2001 kwamen.

Een kunsthal aan het water

Het bijna witte en voor Emiraatse begrippen prettig bescheiden gebouw werd ontworpen door de architect Chris Lee van het bureau Serie Architects en bestaat uit een aantal langs een colonnade gelegen en gestapelde rechthoekige zaaldozen, die aan de andere zijde uitkijken over het water van Dubai Creek. Al Jaddah Waterfront is het officiële adres en naar Nederlandse begrippen zou het liggen als het filmmuseum Eye aan het Amsterdamse IJ. Op de website van de architect is een goede overzichtsfoto en meer informatie te vinden: Jameel Arts Centre Project.

In Maha Malluh’s Artists’s Room bij de opening van het Jameel Arts Centre op 10 november 2018.

Kunstenaarszalen

Voor de openingstentoonstelling heeft directeur Antonia Carver de zalen van de nieuwe kunsthal overgegeven aan specifieke kunstenaars van wie zich al werk in de Art Jameel Collectie bevindt. Niet uit die verzameling, maar wel aanwezig was Almuallaqat 4, een installatie van grote en gebruikte hangende aluminium pannen van de in Riad werkende kunstenares Maha Malluh, waarvan ik de eerste versie in 2014 in Jeddah tegenkwam op een kunstbeurs, die daar nu een aantal jaren wordt gehouden en helaas niet eenvoudig voor iedereen te bezoeken is. Gelukkig landde in 2014 wel in Jeddah de Oostenrijkse galeriehouder Ursula Krinzinger, die het werk meenam naar Basel, vanwaar het zijn weg vond naar de collectie van Museum Voorlinden. De titel van het werk refereert aan zeven gedichten die voor de vestiging van de Islam in goud geschreven op Koptisch linnen zouden hebben gehangen aan de Kaaba in Mekka. Of dit een legende is of op wetenschappelijk vast te stellen waarheid berust, is mij nog niet gebleken. Met deze verklaring was Moallaqat echter titel en thema van de tentoonstelling in Jeddah, geconcipieerd door Hamza Seraifi en Aya Alireza, telgen uit twee machtige handelsfamilies in de Hejaz regio, en het kunstwerk een uitgedaagde reactie daarop van Malluh. Het werk dat nu tijdelijk in Dubai hangt bestaat uit kleinere pannen – de grote waren op – dan die waaruit het werk in Museum Voorlinden bestaat. Een beknopte variant siert bovendien de laatste zaal van het Louvre Abu Dhabi. De van onderen gebrande pannen zijn ‘een visuele getuigenis van familie- en gastvrijheid tradities en de resten van geschiedenissen van individuele mensen en hun gemeenschappen.’ Zo verwoord althans de schrijver van een tegenwoordige muurtekst het.

Detail van Hajra Waheed’s ‘The ARD: Study for a Portrait 1-28’ bij de opening van het Jameel Arts Centre op 10 november 2018.

Aramco en Leiden ontleed

Meest plezier deed me in een andere zaal het voor Art Jameel in opdracht gemaakte werk van Hajra Waheed – hier haar website – die zich eraan waagde de staatsoliemaatschappij Aramco op de korrel te nemen. Die onderneming heeft ook een vestiging in Den Haag en zoekt soms met succes invloed op de Leidse Universiteit en de Rijksmusea om de Saoedi- Arabië welgevallige helft van mythes en wetenschap te verspreiden, wat lukt als ze onvoldoende weerstand ontmoeten en niet verleid worden tot het aanvaarden van hele waarheden. Waheed maakte aan de hand van een dozijn collages een portret van de afdeling Arabian Research Division (ARD) van Aramco, welke afdeling zij verantwoordelijk meent voor de constructie van naar het belang van de maatschappij gevormde geschiedenissen. Het verbindend middelpunt van de collages is de in Leiden uitgegeven Brill’s Encyclopedia of Islam – een exemplaar uit het bezit van de Amerikaanse directeur van de ARD – opengeslagen op het lemma “Djazirat Al-Arab” (Het Arabische schiereiland) de tekst waarvan door deze medewerker van Aramco, George Rentz, zelf geschreven werd. Waheed met haar collages doet suggesties voor alternatieve en complexere geschiedenissen en put daarbij uit de archieven van Aramco. Waarmee zij eigenlijk zelf ook een werktuig van Aramco geworden is. In de bibliotheek kwam ik overigens het hoofd van hun communicatie afdeling tegen en dat leek me geen kwaaie. Ik heb hem echter niet verteld van één van zijn journalisten, die tot tweemaal toe over Greenbox Museum iets wilde schrijven, dat niet mocht omdat alles ‘plaatjeperfect’ en gecontroleerd moet zijn als het over Saoedi-Arabië gaat. En niet van de kunstenaar die me vertelde dat ‘het eerste wat we moeten doen, is die Aramco compound opheffen,’ nadat hij me zwijgend in Jeddah langs de muren van het paleis van koning Abdullah en de Nationale Garde had gereden.

Met dank aan de Rijksacademie te Amsterdam

Niet geheel tot mijn verbazing trof ik meer kunstwerken die zich aan de olie-industrie spiegelen. De Koeweitse kunstenares Mounira Al Qadiri zag een werk aangekocht door Art Jameel dat zij in 2016 maakte met steun van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, zo staat er keurig op het bordje ernaast. Het is een boorkop waarvan ze de schoonheid naar voren heeft gehaald alsof het een juweel is. De boorkop werd gereproduceerd met behulp van een 3D printer, geschilderd met lak uit de autoindustrie en ten slotte – kijk mam: met losse handen – gehangen met behulp van een levitatie module. Het doet wel een beetje denken aan Magnetism van Ahmed Mater, waarin hij ijzervijlsel rechtop zet met behulp van twee magneetjes.

OR-BIT 1 by Mounirah Al Qadiri bij de opening van het Jameel Arts Centre op 10 november 2018.

Buitenwerk

Voor de ingang heeft het centrum iets van een arena waar een heldere toespraak werd gehouden door de minister van cultuur van de Verenigde Arabische Emiraten en enige voorstellingen van muziek en licht plaatsvonden. Dat ze voor het licht de Nederlandse studio van Daan Roosegaarde nodig hadden, met het kunstwerk Waterlicht viel me wat tegen, maar niet zo erg als de opening van KAUST, een universiteit aan de kust ten noorden van Jeddah, waar de show werd afgemaakt door een Canadese zandkunstenaar; je zou denken dat ze juist zo iemand wel in de eigen buurt kunnen vinden. Zie hier nog een filmpje daarvan op Youtube: King Abdullah of Saudi Arabia and KAUST: Sand Art by Joe Castillo.

De arena voor het Jameel Arts Centre bij de opening op 10 november 2018. Arabieren die in lokale dracht waren, mochten bij het buffet geen alcohol aannemen, vandaar mogelijk dat het publiek vooral kosmopolitisch gekleed gaat.

Jemen, Khashoggi en de Misk Art Institute

Komen Jemen en Khashoggi dan ook nog aan de orde? Nou ja, het is feest en de mensen hebben kunstgeschiedenis gestudeerd, maar ik vraag er wel naar bij die mensen die een beetje durven praten. ‘Het is echt zonde,’ is hoe iemand, die de familie van koning Salman goed kent, de moord op Khashoggi omschrijft. Waarbij het Engelse ‘shame’ hier misschien beter als ‘schande’ vertaald kan worden. ‘En het gaat niet weg, denk ik,’ zeg ik hem en hij kijkt daar zowel verbaasd als werkelijk bezorgd bij. Hij heeft de laatste jaren de trein hard helpen duwen richting een verlicht Saoedi-Arabië en voelt zich nu tegen een muur gereden. Mij stoort het, vertel ik hem, dat het nieuwe Misk Art Instituut, onder een vlag van ‘culturele diplomatie,’ kapitalen heeft besteed om in het kielzog van de kroonprins tentoonstellingen te organiseren in Washington, Parijs en Londen, maar als het instituut een kunstbeurs in Riad zelf organiseert, de grenzen voor bezoekers van buiten niet opengaan. ‘De regering wil niets liever dan de grenzen verder openen, maar politieke realiteiten maken dat nog steeds niet mogelijk,’ vindt mijn gesprekspartner. Welke dat zijn, aan die vraag kom ik niet toe als de schaal hapjes langskomt en van een andere kant vrouwelijk gezelschap. Een andere kennis las een twitter van mij op zoek naar de waarheid over Khashoggi en durfde die niet te liken. Althans, deed dat kort en haalde het weer weg.  ‘Als je ze tegen krijgt, is het minste wat ze doen je helemaal kapot maken,’ meent hij over zijn eigen overheid. ‘En dat is het minste,’ voegt hij er nog aan toe met de opmerking dat alles tegenwoordig geautomatiseerd is en eenvoudig voor de overheid om te controleren en saboteren. ‘Het nationalisme is het nieuwe wahabisme in dit land,’ sluit hij ons serieuze deel van de conversatie af. Over Jemen hoorde ik alleen steeds dat iedereen achter de overheid staat en ook door die overheid bestookt wordt met propaganda. Iemand anders noemt een vriend die F15 piloot is en intussen wel erg vermoeid en bovendien kwaad op de grondtroepen van de regering van Jemen, die hun werk niet zouden doen. Het zal de Pakistaanse chauffeur die me terug naar mijn hotel rijdt een zorg zijn, denk ik, en evenzo de behulpzame barkeeper uit Kameroen, die in de stad Lagos in Nigeria een polytechnische opleiding volgt, maar tussendoor een jaar in Dubai met economische verblijfsvergunning wat extra geld verdient.

Gezicht op Dubai vanuit de auto op weg naar Al Jaddaf Waterfront voor de opening van het Jameel Arts Centre op 10 november 2018.

 

 

Geef me het licht (Give Me The Light)

Jumana Gouth, Ayman Yossri Daydban, Athr
Jumana Gouth designed catalogue of a solo exhibition by Ayman Yossri Daydban (2016).

Toegevoegd aan de bibliotheek vandaag een bescheiden en door Jumana Gouth mooi ontworpen Engelstalige catalogus van een solo tentoonstelling van de kunstenaar Ayman Yossri Daydban. Die vond plaats bij ATHR in Jeddah in 2016. Daydban volgens het boekje ‘werd in 1966 geboren in Palestina’ en woont verder al zijn hele leven in Saoedi-Arabië. Daar was ik eens bij hem thuis in een wat armoedige flat aan de rand van Jeddah, waar hij na een scheiding op een kleine kamer bij zijn ouders woont en werkt, met boven zijn bed een afbeelding van het door Frankrijk gedoneerde, maar nooit afbetaalde, New Yorkse vrijheidsbeeld. De catalogus bestaat hoofdzakelijk uit een interview dat Baha Abudaya, een freelance curator, meestal verbonden aan wisselende commerciële instellingen de kunstenaar vlak voor de tentoonstelling heeft afgenomen. Abudaya bespreekt met hem verschillende delen van zijn werk, dat meestal reflecteert op zijn eigen leven in limbo als man alleen en als burger zonder een echt eigen land. Over de dood van de één en het leven van de ander en de dubbelzinnige relatie die de dingen met elkaar hebben, maakt Daydban met behulp van wisselende materialen kunstwerken. Aan bod komen in de catalogus en het interview verschillende delen van zijn oeuvre, van twee waarvan, Verboden en Ondertitels, zich in totaal vier werken in de collectie van Greenbox Museum bevinden.

Naast het interview bevat de catalogus tekst van Maryam Bilal, Maya El Khalil, Fiona Fox, Annabelle de Gersigny en 33 illustraties van het werk van Daydban. De rechten berusten bij de kunstenaar en ATHR.

A visit to the Karachi Biennale 2017 – Jamshed Memorial Hall

Twice I went to Jamshed Memorial Hall. First to see the works installed in this interesting building on M.A. Jinnah Road, an old and busy road leading past the city centre to the docks and littered with shops and offices built a long time ago. Then the next day again to witness two performances that took place there. The building was named ‘Jamshed’ for an ambitious past mayor of Karachi, has a Montessori school on its upper floors and has or had some connection with Karachi’s Theosophical Society. For the biennale artist Tazeen Qayyum had created a ‘site-responsive’ work Façade decorating the building’s front with cut-out paper insects, looking very much like cockroaches, but also as a beautiful lot together.

Decoration ‘Façade’ on Jamshed Memorial Hall for the Karachi biennale of 2017 by Tazeen Qayyum.

‘Yes, it is intended to look like a mushroom,’ is what the attendant told me. A mushroom three times the size of a human being and grown by the artist assembling together a whole range of material objects that were wrapped in plastic and no longer recognizable or relevant as anything else than building material for the mushroom Where lies my soul? Except perhaps for the head of a horse seemingly busy to escape at the top, no doubt a horse lost in many an ancient belief or mythology. At the bottom of Munawar Ali Syed’s mushroom there were red lamps adding a glow to the large installation which was placed at the very centre of the Jamshed Memorial Hall’s theatre space.

‘Where Lies my Soul.’ A mixed media installation by Munawar Ali Syed in Jamshed Memorial Hall for the Karachi biennale of 2017.

I kind of enjoyed it and the soul isolating itself from the material world seemed to work – intentionally or not – together with several installations of simpel lightboxes on the walls of the hall. Although only made of cardboard, the size of boxes a pair of gymshoes may be sold in, with LED lamps and a timer to switch the lamps on and off it functioned very well. On transparant paper lids these boxes had photo’s of a diverse collection of gravestones, which this visitor presumed the artists had photographed in Karachi, bearing witness to the different sorts of people that dwell in this city. The word ‘katbay’ in the title did not explain itself, perhaps it is a local cemetery.

‘Tombstones/Katbay,’ by Adeel Uz Zafar, Noman Siddiqui and Hasnain Ali Noonari. Light boxes made with cardboard, LED ligjt, print on transparent paper. Karachi Biennale 2017, Jamshed Memorial Hall.

‘Tombstones/Katbay,’ by Adeel Uz Zafar, Noman Siddiqui and Hasnain Ali Noonari. Light boxes made with cardboard, LED ligjt, print on transparent paper. Karachi Biennale 2017, Jamshed Memorial Hall.

I would have missed it, if not the artist had pulled me by the sleeve and told me that she was starting a performance in the hallway of the first floor. Repertoire was its title and it happened in the middle of a busy school, with female students turning their heads in surprise to look through the door of their classroom and schoolboys passing the stairs being fetched by their fathers. Artist Waheeda Baloch sat at a teacher’s table and had assembled on the floor around her four students of her own. All were busy with their books, each having a different subject ranging from geography to perhaps literature and each was holding two or more pens, one of which seemed to be with green ink. They were not really studying the books, but crossing or drawing in them with alternating the green and other pens. Crossing out and adapting the content of the book. In the case of Waheeda herself she had a book with pictures of a temple and was using some kind of Tipp-Ex correction fluid pen to erase the images of statues on that temple.

One student in the performance ‘Repertoire’ by Waheeda Baloch in Jamshed Memorial Hall during the Karachi Biennale 2017.

The performance ‘Repertoire’ by Waheeda Baloch in Jamshed Memorial Hall during the Karachi Biennale 2017.

Downstairs again there was another performance. This time on stage. Of and on that stage the walls and all the furniture was wrapped in wallpaper or cloth featuring two elephants fighting, their trunks entangled. It is about ‘peace and tranquillity’ is how, when I asked him what these elephanst meant to him, an official of the venue landed for me his interpretation. The artist too was on the stage wrapped entirely in the same cloth as everything else and simply moved about a bit as perhaps an elephant standing at ease in a comfortable swamp might do. Indeed, it was peaceful. Elephant in the room was the performance’s title and the artist was Muhammad Ali, also known as Mirchi. Before rising to perform on two legs the artist-beast had spent some time on the wrapped couch waiting for two vans with guests to arrive a bit late, but the charming result of that delay was that his performance happened exactly as young pupils, both boys and girls were leaving class – there is a Montessori school on the higher floors of the building. With curiosity the children joined the front ranks of spectators.

Schoolchildren watching the performance ‘Elephant in the room’ by Muhammad Ali at Jamshed Memorial Hall, during the Karachi biennale. October 23, 2017.

On another floor of the building in a space which looked like the library or boardroom of the former Theosophical Society a multi channel video installation was presented with small screens behind glass doors between books that looked no longer relevant to the community of readers and a large screening on a wall. Some antique chairs that came with the location were arranged for the audience to sit as in a cinema.

‘These Silences Are All the Words.’ A multi channel video and photo installation by Madiha Aijaz at Jamshed Memorial Hall for the Karachi Biennale 2017.

Madiha Aijaz was the artist of These silences are all the words. The main video lasted 5 minutes and was made in one of the city’s public libraries. Taking the inside of these libraries as a starting point to meet intellectuals the artist aims to explore through the recorded conversations or fragments of what is said the city outside. In a short explanatory note it also says: ‘to see how the ideas of conformity and futility are playing out in these spaces.’ It falls short then of mobilizing people or should it be interpreted as a call for more intellectual rigor in Karachi? What stuck in my mind was a line that suggested that people were losing their ability to speak in Urdu and in English, losing competency in both languages.

‘These Silences Are All the Words.’ A multi channel video and photo installation by Madiha Aijaz at Jamshed Memorial Hall for the Karachi Biennale 2017.

On my first visit I climbed all the stairs and ended up on the rooftop where there was no party, but graffiti to admire and lots of sunshine. Mind Palace is how artist Sanki King introduced the cheerful environment he had created and was still kept busy expanding. Some chairs prevented us to walk on a work in progress, was it unfinished or intentionally so to illustrate the mind that never ends its thinking. I am sure it was. I took the opportunity to admire the view towards some neighboring properties.

‘Mind Palace.’ Rooftop graffiti by Sanki King on Jamshed Memorial Hall, Karachi Biennale 2017.

A view from Sanki King’s ‘Mind Palace’ on top of Jamshed Memorial Hall, Karachi Biennale 2017.

 

 

A visit to the Karachi Biennale 2017 – introduction.

A view of Karachi with a painted cable reel, part of a project to engage all quarters of the city for the Karachi Biennale 2017.

We visited Pakistan this week. It was ‘off duty’ since the museum’s statues dictate that the foundation researches and collects art from Saudi Arabia, but that doesn’t disqualify staff completely from taking an interest in what happens elsewhere and for countries like Nigeria, I checked out their presentation in Venice earlier this year, and Pakistan, one can argue that the close relations they keep with Saudi Arabia imply that what artists come up with may somehow be connected with Saudi Arabia. For example in all its simplicity: in the busy rush hour traffic of Karachi I twice came accross a handsomely painted truck with on its back two swords with a palmtree in the middle because ‘the busdriver likes Saudi Arabia’ is how my driver explained me the significance of the logo. Then there is also the museum’s facebookpage which in the past has been easily liked by really many people from Pakistan. Nevertheless, I didn’t spontaneously wake up thinking about visiting Karachi, but in December 2016, while he was being ushered around Amsterdam by the Dutch government’s Mondrianfund and at the suggestion of one of his own assistant-curators, the chief curator of what was gong to be the first ever art biennale in Karachi dropped by in the museum and seemed to be in high spirits about organizing an event in a city that has for many here a bad ring to its name for both criminal and extremist violence. ‘Don’t go there,’ is what the family advised. ‘You will like it,’ however were the honest words with which a helpful diplomat at Pakistan’s embassy in The Hague arranged for my visa. So I ended up in Karachi for a few days to witness a very first art event of this kind in the context of a city ‘of dreams and nightmares,’ as chief curator Amin Gulgee pictured his hometown at the night of the opening. That was on October 21, 2017. The nexts days I had myself driven past many of the locations and performative events and made some pictures with my iPhone, which are the basis for this report. The biennale organisation distributed for free an excellent guide which I have added to our library and can be linked here: Your guide to KB17.

Truck driving through Karachi with Saudi Arabia’s palm tree and swords in its decoration.

M.A. Jinnahstreet in Karachi, October 21, 2017.